Als een welkome onderbreking had ik van KLM weer eens een nachtstop Istanboel gekregen, na wekenlang Europa-cycli te hebben gedraaid.
Het was al laat in de avond en na het eten wilden we nog even naar de vuurtoren lopen. We klauterden langs enge, glibberige, houten trappen naar beneden. Onderweg waren we een paar keer tegengehouden door gewapende wachten, die ons na enig aarzelen toestemming hadden gegeven om verder te gaan. Helaas stuitten we steeds weer op gesloten hekken en eindigde onze tocht op de kade van de Bosporus.
Terwijl de vleermuizen laag over onze hoofden scheerden, keken we naar de golfjes die met een vreemde vliegende beweging tegen de beschoeiing klotsten. We hadden eigenlijk, na aankomst in het hotel van de voorstad Yesilköy, naar het havenkwartier van Istanboel willen gaan, maar er was zo’n enorme onweersbui losgebarsten dat we onze plannen noodgedwongen hadden moeten wijzigen.
Als een welkome onderbreking had KLM me weer eens een nachtstop Istanboel gegeven, na wekenlang alleen maar Europa-cycli te hebben gevlogen. Op weg naar Istanboel in de KLM-blauwe DC-8-63 maakten we een tussenstop in Athene. Ik vond het altijd verbazingwekkend dat we toestemming van de Grieken kregen om door te vliegen naar Turkije, want deze landen zijn nou niet bepaald bevriend met elkaar. Ik herinnerde me de keren dat we met onze boot een kleine afstand zeilden van Turkije naar een Grieks eiland en andersom. Je moest dan niet vergeten het gastvlaggetje in de mast razendsnel te verwisselen, anders kwam er grote heibel van.
Maar goed, de vorige keer dat ik hier geweest was, was ik met twee mannen van de cockpit met een taxi van Yesilköy naar de oude stad gereden om te gaan sightseeën. Met uitzicht over het water diep beneden ons, liepen we over heuvelachtige smalle straatjes naar de Bazaar. De antieke huizen zagen er romantisch uit met hun veranda ‘s die uit de bovenverdiepingen staken. In de Bazaar zagen we het oude vertrouwde beeld van volgepropte winkeltjes met souvenirs die eigenlijk niemand nodig had. Voor de deuren stonden de eigenaren, die probeerden ons hun winkeltjes binnen te lokken. We waren echter hier niet om iets te kopen, alleen maar om de sfeer op te snuiven. Het bekende ‘kijke, kijke, niet kope’ werd ons nageroepen, maar daar waren we door de jaren heen wel aan gewend geraakt. Hoeveel koperen kannetjes, tapijten, kamelenzadels, waterpijpen, bidkralen en andere overbodige spullen kan een mens in zijn leven aanschaffen?
Dus slenterden we, na de binnenkant van de Bazaar van Istanboel te hebben bewonderd, weer naar buiten en namen een taxi naar de overkant van het water. Toen we over de brug reden zagen we dat de ondergaande zon het water en de stad diep rood kleurde. We lieten ons afzetten bij de Blauwe Moskee en kwamen daar net op het moment aan dat ze wilden gaan sluiten. De gidsen waren echter zo aardig om voor ons, terwijl we maar een paar uur in hun mooie stad verbleven, nog een rondleiding te organiseren. We waren onder de indruk van de grootte van deze moskee en de zeer smaakvolle versieringen op de muren en plafonds, de reusachtige kroonluchters en de prachtige tapijten, die de hele vloer bedekten.
Terwijl we werden uitgenodigd op de grond te gaan zitten vertelde de gids ons, vol trots, over de geschiedenis van deze moskee en het was eigenlijk een wonder dat die er, na al die roerige eeuwen, nog steeds zo schitterend bij lag. Tijdens zijn verhaal over de heldendaden van de Ottomanen dwaalden mijn gedachten af naar een gesprek dat ik aan boord met een 9-jarig Turks jongetje (die met zijn ouders van Nederland naar Turkije terug was geëmigreerd) had gevoerd. Hij had tegen mij opgeschept dat Turkije het machtigste land van de hele wereld is. ‘Was’, had ik hem verbeterd, mij de voor Turkije smadelijke afloop van de WO I herinnerend. ‘Nee hoor, het is nog steeds zo’, zei het wijsneusje tegen me, ‘de meester op school heeft het zelf gezegd’.
Ik kreeg gelijk een heel ander beeld van de Turken. Waren ze daarom zo vrijpostig en soms zelfs brutaal ? Maar ik realiseerde me tegelijkertijd dat het in mijn tijd in Nederland niet anders was geweest. Leerden we tijdens de vaderlandse geschiedenis ook niet voornamelijk over de grootse daden van onze volkshelden? “Piet Hein, zijn naam is klein, zijn daden benne groot, hij heeft gewonnen de zilvervloot!” Het is natuurlijk wel gevaarlijk kinderen al op jonge leeftijd te hersenspoelen, vooral als het over de grootheid van de eigen natie gaat. Van deze nationalistische waangedachten komen alleen maar onaangename oorlogen voort. Heerste er op ditzelfde ogenblik niet, terwijl wij in de Blauwe Moskee zaten, een staat van beleg, na de staatsgreep van 1980?
Na ons bezoek aan deze indrukwekkende Moskee was het te laat geweest om nog naar de Aya Sofia te gaan, die iets verderop lag. We liepen naar het Hilton Hotel waar vroeger de KLM-bemanningen hadden gelogeerd. We bewonderden de prachtige uitzichten op het water vanuit de grote ramen in de receptie hal. Jammer dat we nu niet hier, maar in een voorstad bivakkeerden.
Buiten op straat was het wonderlijk stil. Wie gaat er nu gezellig uit in Istanboel als er zoveel militairen rondlopen en er een avondklok is ingesteld? Met de taxichauffeur op de terugweg waren er nog enige strubbelingen, iets wat met geld te maken had, maar al met al was het een geslaagd uitstapje geweest.
Weer terug op de kade van de Bosporus hadden we geen andere optie dan om te keren, dus klommen we via de trappen de berg weer op en liepen langs villa’s, omringd door hun weelderige tuinen, terug naar het hotel.
De volgende morgen was het weer vroeg calling-time.
Tijd om te gaan slapen.